De stad

De relatie tussen ontwerp en geschiedenis is steeds, in iedere historische periode, goed af te lezen aan de omgangsvormen met de bestaande stad. Dat geldt meer in het bijzonder ook voor de periode na de Tweede Wereldoorlog. In de wederopbouwjaren breidde de stad zich sterk uit over haar grenzen en werd het restant van binnenuit gesaneerd. Er zou naar Angelsaksisch voorbeeld een echte city moeten ontstaan. Van een radicale negatie van de oude stad werd vervolgens in de late jaren zestig de draai gemaakt naar een omgang die op bewondering en afgunst was gebaseerd. Met name de jaren zeventig worden getypeerd door een sentimentele waardering voor het oude stadsbeeld en het is die waardering die nog steeds wordt geëxploiteerd, meer en meer echter als een toeristisch achterhoedegevecht. Materieel ligt er op dit moment een enorme opgave in de opgebruikte naoorlogse stad die in historische zin nog nauwelijks op waarde wordt geschat. Cityvorming is hier niet aan de orde, evenmin als schaapachtige bewondering, uitmondend in reconstructie. Stedelijke recycling is de praktijk, op grond van lastig weerlegbare prognoses en calculaties met betrekking tot boek- en gebruikswaarden. De urgentie van deze opgave in de stadsdelen van de wederopbouw is de aanleiding voor het voornemen van een onderzoeksproject dat de stedenbouwkundige context schildert van de naoorlogse omgang met historische stedelijkheid en dat zich voorts concentreert op de blokkades, hindernissen en uitwegen van de behandeling van stadsdelen die, zoals veel naoorlogse gebieden, uit betrekkelijk indifferente architectuur zijn samengesteld.