Lopende zaken 

Onderzoek Nederlandse binnensteden

Dit onderzoek beschrijft de naoorlogse ruimtelijke transformatie van binnensteden in Nederland. Steden transformeerden in de naoorlogse periode door veranderende opvattingen van stedenbouwkundigen, architecten en bestuurders, door sociaaleconomische veranderingen en door maatschappelijke veranderingen. Dit had vaak tegengestelde effecten op de openbare ruimte, de bebouwing en de infrastructuur.

Na 1945 werd het proces van cityvorming, dat al in de jaren twintig begon, op grote schaal voortgezet: het wonen maakt plaats voor winkels, kantoren en culturele voorzieningen. In de ogen van de stedenbouwkundigen kon de binnenstad alleen blijven functioneren als zij gemakkelijk bereikbaar zou zijn, en dat leidde vrijwel overal tot grote doorbraken dwars door het stedelijk weefsel. Aan het eind van de jaren zestig veranderde het beeld. De binnenstad werd als een collage van historische elementen gezien, die een ideaal decor vormden voor de naar verpozing zoekende moderne stedeling. Culturele en recreatieve functies vonden er onderdak, de auto werd geweerd.

Vanaf de jaren tachtig ging men de stad vooral beschouwen als economische motor die een kwakkelende economie uit het slop moet halen. Bovendien werden stadbeeld (hoogbouw), openbare ruimte (pleinen, straten die middels urban design opgewaardeerd, en architectuur (musea, stadhuizen, theaters) als marketinginstrumenten ontdekt, die de eigen identiteit van steden onderstreept.

De laatste decennia kwam een nieuw gedefinieerde belevingswaarde voorop te staan. Recreatieve aspecten kwamen samen met de kenmerken van het stadsbeeld. Die vonden hun oorsprong in de historische ontwikkeling, waarmee de historische context aan belang won, en daarmee het historisch erfgoed.

Het onderzoek sluit aan bij de behoefte aan meer gefundeerde inzichten in de toekomst van de binnensteden – de plekken van de stad die het meest door haar geschiedenis zijn bepaald en over het grootste potentieel voor toekomstige ontwikkelingen beschikken.