Het maatschappelijke programma

Architectuur en stedenbouw weerspiegelen de evolutie van de moderne samenleving. Die stelt voortdurend nieuwe eisen en reikt ook steeds nieuwe middelen aan om daaraan te voldoen. De afgelopen eeuwen stonden in het teken van schaalvergroting, de wetenschappelijke en technologische revolutie, industrialisatie en mechanisatie, de ‘managerial revolution’, de opkomst (en ondergang) van alomvattende planningsdoctrines, specialisatie, institutionalisering, groeiende diversiteit en pluriformiteit aan de ene kant, en daartegenover toenemende uniformiteit, standaardisatie en ‘globalisering’. Architect en stedenbouwkundige geven vorm aan deze processen en reiken concepten aan voor het optimaliseren van de logistieke en functionele vraagstukken die zich steeds opnieuw aandienen.

Het maatschappelijk programma wordt bepaald door opdrachtgevers en hun institutionele netwerken en financiers en is sterk beïnvloed door de onvermijdelijke ambitie greep te krijgen op processen van vraag en aanbod, ‘marketing’ en, zodra er sprake is van een markt die consumenten keuzevrijheid biedt, daarnaast ook werving, reclame, ‘appeal’. Winkels en warenhuizen worden bepaald door de gespecialiseerde kennis die binnen de grotere concerns, en de brancheorganisaties is opgetast. ‘Facility managers’ en bureaus die zich specialiseren binnen het veld van het projectmanagement ontwikkelen de expertise die de indeling en logistiek van moderne kantoorgebouwen bepaalt. Medische wetenschap en technologie, controlemechanismen waarmee de overheid de gezondheidszorg binnen voor de collectieve sector aanvaardbare marges probeert te dringen, in de ‘zorgsector’ gespecialiseerd management en een variëteit aan modellen waarmee kosten en financiering worden geadministreerd zijn doorslaggevend voor de typologie van ziekenhuizen, psychiatrische klinieken, maar ook voorzieningen op het gebied van ouderenzorg. Wetenschappers en ingenieurs drukken een stempel op de vormgeving van industriële bouwwerken. De programma’s van vliegvelden, stations en vergelijkbare gecompliceerde verkeersknooppunten worden geschreven door nauw aan de uitbaters gelieerde gespecialiseerde bureaus. En zo kan men doorgaan: bij de vertaalslag van het dominante maatschappelijk programma naar bijbehorende ruimtelijke programma’s spelen architecten en stedenbouwkundigen een ondergeschikte rol, en bij de omzetting van het ruimtelijk programma in architectuur en stedenbouw is hun rol eer die van ‘sparring partner’ dan die van allesoverheersend vormgevend genie. Dat vraagt om een architectuur- en stedenbouwhistorische benadering die de belangrijkste ‘programmeurs’ identificeert en tot de spil maakt van specifiek, deels beleidsgeoriënteerd onderzoek.