Dirk Roosenburg 1887-1962
Dorine van Hoogstraten
Dirk Roosenburg 1887-1962
2005
ISBN 90-6450-532-2
Uitgeverij 010, Rotterdam
Vormgeving: Marianne Elbers, Amsterdam
De uitwateringssluizen van de Afsluitdijk, de Rijksverzekeringsbank in Amsterdam, Villa Windekind in Den Haag, hoofdkantoren van Philips en de KLM. Het is slechts een selectie uit het grote inspirerende oeuvre van Dirk Roosenburg. Roosenburg had een smetteloze reputatie als gedreven vakman met grote kennis van zaken.
Met architecten als Dudok en Rietveld was hij een sleutelfiguur in de vakwereld in zijn eigen tijd. Toch is hij stiefmoederlijk behandeld in de geschiedschrijving van de architectuur van het interbellum en de vroege wederopbouw. Dat is vooral te verklaren uit het feit dat hij zich nooit heeft aangesloten bij welke avant-garde dan ook.
Hoewel zijn gebouwen voor een groot deel nog altijd volop in gebruik zijn, heeft de architectuurpraktijk sinds zijn dood grote veranderingen ondergaan.Of, zoals Rem Koolhaas het zegt in een interview over zijn grootvader: ‘Dat zijn oeuvre voor mij als architect niet direct als inspiratiebron kan dienen, heeft weinig met hem te maken. Dat heeft ermee te maken dat architectuur totaal onherkenbaar is geworden.
Je kon bijvoorbeeld een carrière in één land hebben, of zelfs in de Randstad, en op die manier een soort diepgang in je werk krijgen – dat bestaat helemaal niet meer. En dat je zo lang zulke degelijke relaties met opdrachtgevers hebt bestaat ook niet meer. De architectuurwerled is echt fundamenteel veranderd, onherkenbaar geworden.’
Dit boek over de werkwijze en beroepsopvatting van Roosenburg werpt niet alleen nieuw licht op zijn oeuvre, maar ook op de Nederlandse architectuur uit de eerste helft van de twintigste eeuw.