Iedere Nederlander kent wel een ontwerp dat onder leiding van de architect Ernest Groosman tot stand kwam – of het nu een flatgebouw is, een supermarkt of een winkelcentrum.
Begonnen als eenmanszaak, groeide het architectenbureau van Groosman uit tot een groot bedrijf met zo’n 150 medewerkers. Niet alleen het bedrijf werd groter, ook de opdrachten namen in omvang toe. Hij begreep dat de nieuwe architecten ‘alleskunners’ moesten zijn, en dat was hij.

Van eenvoudig architect ontwikkelde hij zich tot directeur van een bedrijf dat verantwoordelijk was voor totale bouwprocessen, van locatiekeuze tot en met de inrichting van gebouwen en hun omgeving.

In het boek komen na een korte biografische schets in afzonderlijke hoofdstukken de drie gebieden aan bod, waarop Groosman zijn sporen als bouwer heeft verdiend: woningbouw, nieuwe bouwtechnieken en systeembouw.
Hij voorzag dat de stijgende welvaart gevolgen had voor winkeliers en winkelend publiek. Zijn reizen naar Amerika leerden hem dat ook in Nederland supermarkten moesten komen. Voor Albert Heijn ontwierp hij er een groot aantal. Maar daar bleef het niet bij: hele winkelcentra dragen zijn signatuur.

Tenslotte bood Groosman ook de recreërende Nederlanders onderdak op een manier die nog niet eerder was vertoond.
Sporthal, theater, congrescentrum en expohal in één gebouw – Rotterdam dankt Ahoy’ en Groningen zijn Martinihal voor een groot deel aan E.F. Groosman.

Deze biografie van een man die zo’n grote bijdrage leverde aan de vormgeving van de gebouwde omgeving, is dan ook impliciet een geschiedschrijving van de Nederlandse architectuur na de Tweede Wereldoorlog.